Uit de media en door het grote aantal oproepen ontstaat het beeld dat we in Nederland steeds minder vrijwilligerswerk doen. Prof.dr. Lucas Meijs doet al sinds de jaren negentig onderzoek op dit gebied en weerlegt deze aanname met feiten.
Dagblad De Limburger vroeg Meijs, hoogleraar strategische filantropie en vrijwilligerswerk aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, of het klopt dat de grote vraag naar vrijwilligers betekent dat minder mensen in ons land vrijwilligerswerk doen. Meijs ziet dat tegenwoordig ongeveer de helft van de Nederlanders actief is als vrijwilliger: dat is juist een stijging. “Nederland heeft een enorme infrastructuur voor vrijwilligerswerk. Er is geen tekort, maar moordende concurrentie”, stelt hij.
“Nederland heeft een enorme infrastructuur voor vrijwilligerswerk. Er is geen tekort, maar moordende concurrentie”
Er zijn wel wat zaken veranderd ten opzichte van vroeger. Zo is de beschikbaarheid van de vrijwilliger belangrijker geworden voor succes. In plaats van dat de agenda van de organisatie bepaalt wanneer het vrijwilligerswerk plaatsvindt, werkt het daarom beter om flexibel om te gaan met wanneer de vrijwilliger kan komen helpen. Ook zijn constructies waarin groepen mensen voor één dag samen ergens helpen in opkomst.
Meijs ziet in de loop der jaren de motieven voor vrijwilligerswerk constant blijven: eigen normen en waarden, om anderen geven en zelfontwikkeling. Alleen de manier waarop de vrijwilliger het werk omschrijft, verandert. Eerder was dit met name ‘je inzetten voor de medemens’ en ‘ik wil mensen helpen’. “Nu praten jongeren weer meer in termen van bijdragen aan duurzaamheid en persoonlijk karma: levert dit vrijwilligerswerk ‘punten’ op om een beter mens te worden?” aldus Meijs.
Kortom: het tekort is niet het probleem, maar met kennis van de theorie zouden organisaties beter en gerichter vrijwilligers kunnen aantrekken.